Geen smaad vanwege politicus
In de onderhavige strafzaak dient de vraag beantwoord te worden of het internetbericht op de website Ruiver.nl door verdachte is geplaatst en, indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, of zij dit opzettelijk heeft gedaan, of de tekst een beledigend karakter heeft en indien ook die vraag bevestigend wordt beantwoord of deze uitlatingen binnen het kader van het publieke debat al dan niet zijn toegestaan (Rechtbank Roermond, 30 november 2011, ECLI:NL:RBROE:2011:BU6849).
Het bericht dat op de website Ruiver.nl is geplaatst vermeldt geen naam en is ondertekend met ‘een bezorgde burger’. Zoals blijkt uit het dossier heeft [naam], toenmalig redacteur van die website, de naam van verdachte bekend gemaakt. Verdachte heeft hierna een bekennende verklaring afgelegd.
Verdachte heeft het bericht uitdrukkelijk bij de nieuwsitems laten plaatsen, zoals blijkt uit een e-mailbericht van haar aan de redactie. Hieruit volgt dat de opzet van verdachte gericht was op het in het nieuws brengen van de betreffende tekst op een voor iedereen toegankelijke website. De mate van bekendheid van deze website maakt dit niet anders.
Indien voorts de bewoordingen van de tekst worden beoordeeld dan kunnen deze als beledigend worden ervaren – zoals door de benadeelde partij ook is aangegeven – zeker waar het betreft het gestelde opknappen van het fabriekspand van [naam] met gemeenschapsgeld en de gestelde zakkenvullerij. Daarin zijn elementen van smaad in strafrechtelijke zin in beginsel aanwezig.
Publieke debat
Resteert de vraag of zulks ook geldt indien de uitlatingen zijn gedaan binnen het kader van het publieke debat. Daaraan raakt rechtstreeks de vraag of zich hier een situatie voordoet waarin het recht op vrijheid vanmeningsuiting wordt beperkt door een bepaling van strafrechtelijke aard.
Vast staat dat de benadeelde partij [naam] ten tijde van het feit politicus was in de gemeente Beesel. De jurisprudentie van het EHRM is dat het recht op vrijheid van meningsuiting daar waar het politici betreft, ruim moet worden geïnterpreteerd en beperkingen daarop niet snel worden toegestaan.
In de onderhavige zaak was sprake van een onderzoek naar de mogelijkheid van een verbouwing van het fabriekspand van [naam] ten behoeve van een dagopvang voor bepaalde doelgroepen binnen de gemeente. Uit het dossier en uit hetgeen daaromtrent ter terechtzitting is gesteld blijkt dat dit binnen de gemeente een veel besproken onderwerp was in het publieke debat en dat dit onderwerp populair gezegd de gemoederen behoorlijk bezig hield. Daaraan heeft verdachte met de plaatsing van de betreffende tekst op de website haar eigen bijdrage geleverd. En hoewel de politierechter het gevoelen van de benadeelde partij begrijpt en ook verdachte heeft erkend dat sommige bewoordingen beter anders hadden gekund, geoordeeld moet worden dat onder de geschetste omstandigheden het plaatsen van het internetbericht zich heeft afgespeeld binnen het kader van het publieke debatover genoemd onderwerp en dat de tekst niet van dien aard is dat deze een beperking zou rechtvaardigen van devrijheid van meningsuiting waarvan verdachte gebruik heeft gemaakt.
Dit betekent dat de tenlaste gelegde tekst niet kan worden aangemerkt als een smaadschrift in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte derhalve van het haar tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
< Terug naar Strafrecht