Beschuldigingen van politie(agent) is smaad

In de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, 31 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3244 gaat het om smaad en smaadschrift tegen politie door verdachte wiens zoon in politiecel is overleden na aanhouding. De verdachte heeft zich structureel negatief uitgelaten over een politieagent en de politie in het algemeen en heeft daarbij verschillende beschuldigingen geuit. De rechtbank oordeelt dat de smadelijke uitlatingen ernstig zijn en veroordeelt de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.

Voorgeschiedenis

Op 3 juli 2011 belt een snackbarhouder de politie omdat [naam zoon] , de oudste zoon van verdachte, weigert de snackbar te verlaten en vreemd gedrag vertoont na het gebruik van cocaïne en wellicht andere middelen, zoals alcohol. Nadat de zoon van verdachte door de politie was aangehouden en overgebracht naar het cellencomplex, is hij bezocht door een arts maar niettemin even later overleden. Na autopsie en een onderzoek van de Rijksrecherche heeft het Openbaar Ministerie besloten om de betrokken agenten en de dienstdoende arts niet strafrechtelijk te vervolgen. Verdachte heeft hierop bij het gerechtshof te Amsterdam een klacht als bedoeld in artikel 12 Wetboek van Strafvordering ingediend, omdat hij zich niet met deze beslissing kon verenigen. Na uitvoerig onderzoek heeft het hof dit beklag afgewezen, omdat er aan de zijde van de agenten en de arts niet strafrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.

Smaad

Op 27 maart 2012 heeft de verdachte middels een publicatie op de Facebook pagina van hem, geuit:
“De Nederlandse staat en politie zijn de oorzaak van de dood van [naam zoon] door marteling. En vanaf het begin tot het einde van de zaak is een politieagent van Turkse afkomst betrokken ( [naam 1] ), die zich voordoet als Turk, maar een vijand van de Turken is. Bovendien liegt hij zonder schaamte, en zegt hij dat hij niet bij de zaak betrokken is” en
“Hij heeft het voorval samen met racistische politieagenten veroorzaakt, door zich net als hen te gedragen. Wij weten dat ongeveer 10 politieagenten medeplichtig zijn aan het misdrijf”;

– op 28 februari 2013 middels berichten op de Facebook pagina van hem, verdachte:
“Ik vergeef geen enkele Nederlandse fascistische politieagent” en
“Maar ik hoop bij Allah dat de hoerenzonen die dit incident hebben veroorzaakt dezelfde pijn zullen lijden en dat in het bijzonder de kinderen van de eerloze bastaard van Turkse komaf, [naam 1] , die een actieve rol in deze heeft gespeeld, hetzelfde zullen meemaken. Het is mijn grootste wens dat hun vader hetzelfde meemaakt” en

– middels Twitter berichten middels het profiel @ [profielnaam] van hem, verdachte
“Geest van Hitler leeft nog in Nederland” en
“Dood van [naam zoon] ook uitgevoerd door fascisten/racisten van politie’ en
“Uit het oog maar niet uit ons hart. Waarom is [naam zoon] vermoord. De feiten zijn bekend en de daders zijn ook bekend. Nu nog gerechtigheid”;

– op 11 januari 2015 middels medewerking en deelname aan een interview van [naam interviewer] , aflevering 173, uitgezonden op de Turkse televisie en gepubliceerd en beschikbaar middels Youtube:
“De staat heeft dus, kort gezegd, de marteling en de moord welke gepleegd zijn
door haar ambtenaren dus verdoezeld” en
dat een Turkse politieman bij de inverzekeringstelling was en aanvullend op het door de interviewer noemen van de naam van [naam 1] dat deze politieman uit [plaatsnaam] komt en dat volgens onderzoek [naam zoon] is geslagen met een ijzeren ding en dat verslaggevers die over zijn zoons dood publiceren een brief hebben ontvangen waarin hen een publicatieverbod wordt opgelegd en dat een T-shirt is verdwenen omdat daarop een voetafdruk gestaan heeft;

Ook verantwoordelijk voor niet zelf geschreven berichten

Verdachte heeft aangevoerd dat hij bepaalde berichten op zijn Facebookaccount niet zelf heeft geschreven. Voor zover het al klopt dat verdachte bepaalde berichten niet zelf heeft geschreven, geldt dat hij die berichten wel op zijn eigen profiel heeft laten staan en niet heeft verwijderd, waardoor hij voor die berichten verantwoordelijk kan worden gehouden. Voorts heeft verdachte de enkele stelling dat de berichten door iemand anders dan hemzelf zijn geschreven niet nader onderbouwd, door bijvoorbeeld duidelijk te maken wie die anderen dan zijn en op welke wijze zij toegang hadden tot zijn account. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte op geen enkele wijze afstand heeft genomen van de inhoud van deze berichten.

Ten aanzien van de televisie-uitzending geldt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij informatie aan de interviewer heeft verstrekt die ertoe heeft geleid dat de naam van [naam 1] genoemd kon worden in het interview. Ook hier geldt dat verdachte geen afstand neemt van de beschuldigingen. Integendeel, hij bevestigt deze in het interview en hij noemt vervolgens ook nog het geboortedorp van [naam 1] . Het voorgaande leidt ertoe dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de smadelijke uitlatingen zoals hiervoor bewezen verklaard.

Straf voor smaad

Verdachte is zeer getraumatiseerd door het overlijden van zijn zoon. Hij wil gerechtigheid. Het valt dan ook te begrijpen dat verdachte de juridische mogelijkheden hiertoe heeft willen onderzoeken en aangrijpen. Vanzelfsprekend mag verdachte boos en teleurgesteld zijn. Verdachte had zich echter moeten realiseren dat hij, bij het in het openbaar beschuldigen van met naam en toenaam genoemde personen van het plegen van zeer ernstige strafbare feiten als moord en marteling en in de bewoordingen waarin hij dat heeft gedaan, een strafbare grens heeft overschreden.

Door op deze wijze meermalen op uiterst beledigende wijze politieagenten en [naam 1] in het bijzonder van genoemde misdrijven te beschuldigen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan smaad, door tijdens een televisie-uitzending deze beschuldigingen te uiten dan wel te bevestigen, alsmede aan smaadschrift, door schriftelijke uitlatingen op social media. Verdachte heeft door zijn handelen politieambtenaren van de Nationale Politie in het algemeen en [naam 1] in het bijzonder willen grieven en ruchtbaarheid willen geven aan de vergaande verwijten die hij hen heeft gemaakt. Gezien onder andere de reacties op social media op zijn berichten is hem dit ook gelukt. Aangevers hebben zich door de grievende teksten ernstig in hun goede naam en eer – waaronder begrepen hun beroepseer – aangetast gevoeld. Uit de slachtofferverklaring van [naam 1] , die door de officier van justitie ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt onder meer dat [naam 1] zich ernstig zorgen heeft gemaakt over de veiligheid van zijn gezin, dat de Turkse gemeenschap in zijn werkplaats [plaatsnaam] anders dan wel vijandig tegen hem aankijkt en dat hij zich in zijn geboorteplaats in Turkije niet meer thuis voelt. De feiten hebben zich gedurende een langere periode afgespeeld en hebben met name een grote impact gehad op het leven van [naam 1] .

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zijn zoon verloren en worstelt tot op de dag van vandaag met de pijn en het verdriet hiervan. De rechtbank acht het van zeer groot belang dat het publiekelijk te schande maken en beledigen van de politie door verdachte definitief stopt.

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat in beginsel slechts de zwaarste sanctie, zijnde een vrijheidsbenemende straf, passend is. Mogelijk dat dit verdachte zal doen realiseren dat wat hij heeft gedaan de grenzen van hetgeen betamelijk is overschrijdt, en zal dit hem er van weerhouden in herhaling te vallen.

Het gaat de rechtbank echter vooralsnog te ver om verdachte, die nooit eerder strafrechtelijk is veroordeeld, thans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

 

 

< Terug naar Beschuldiging
< Terug naar Strafrecht
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden