Geen smaad door politicus
Een politicus heeft in het kader van het publieke debat een grote mate van vrijheid om zijn mening te uiten. Dat werd nog eens bevestigd in een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, 9 februari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3297.
Uitlatingen
Het gaat om de volgende uitlatingen, waarvoor aangifte is gedaan wegens smaad:
a. In juni 2014 plaatste [betrokkene] op Facebook een bericht met onder meer de volgende inhoud:
Hoe dan ook….leve ISIS en in shaa Allah op naar Baghdad om dat schorem aldaar aan te pakken.
b. [Betrokkene] was toentertijd bestuurslid van klaagster en tevens gemeenteraadslid voor de Haagse Partij voor de Eenheid.
c. Op 20 juni 2014 plaatste beklaagde (Tweede Kamerlid) via Twitter en Facebook het volgende bericht:
Voorkom dat [betrokkene] een Islamitische School kan beginnen! Stass van onderwijs moet nu ingrijpen en voorkomen dat SIO van [betrokkene] komende schooljaar een Islamitische school mag beginnen. Wij kunnen en mogen geen kinderen toevertrouwen aan mensen die het wrede ISIS bejubelen en jongeren oproepen naar Bagdad te gaan om geweld te plegen. Dit zijn misstanden die niet mogen worden gelegitimeerd met een beroep op devrijheid van onderwijs of vrijheid van godsdienst. Het is de taak van de inspectie de kwaliteit van het onderwijs vast te stellen ook voordat een nieuwe school daadwerkelijk begonnen is! Moslim-ouders willen net als alle andere Nederlanders het beste onderwijs voor hun kinderen. Dat kan alleen gerealiseerd met bestuurders die het beste met onze kinderen voor hebben.
d. Eveneens publiceerde AT5 op 20 juni 2014 het volgende nieuwsbericht:
Tweede Kamerlid [beklaagde] wil voorkomen dat sympathisanten van ISIS een islamitische middelbare school openen in de stad
Hij doelt op de mannen van de Partij voor de Eenheid. Dat is een islamitische partij in de gemeenteraad van Den Haag. Zij veroorzaakten ophef door ISIS toe te juichen. Isis is het leger van radicale moslims dat de islamitische staat wil invoeren in Irak en Syrië. Eén van de betrokkenen van de Partij voor de Eenheid is [betrokkene]. Hij is niet alleen in Den Haag actief. Op dit moment is hij bezig met het opstarten van een islamitische middelbare school in Amsterdam. (…)
[Beklaagde] wil nu dat de staatssecretaris van onderwijs ingrijpt om dit te voorkomen.
Verwijt klaagster
Klaagster stelt dat [betrokkene] zijn uitlatingen niet namens klaagster had gedaan maar als privépersoon. Niettemin heeft beklaagde haar gelinkt aan een terreurorganisatie die bloed aan de handen heeft, alsof [betrokkene] een bestuursstandpunt zou hebben uitgedragen. Klaagster stelt daardoor in haar eer en goede naam te zijn geschaad en heeft op 23 juni 2014 aangifte gedaan van smaad en laster. Daarbij heeft zij met name gewezen op de hiervoor onder a, c en d aangehaalde publicaties.
Gerechtshof: geen smaad vanwege publieke debat
Smaad en laster zijn zogeheten uitingsdelicten: vervolging en veroordeling ter zake van deze delicten vormen aldus inperkingen van de vrijheid van meningsuiting.
De vrijheid van meningsuiting wordt onder meer beschermd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit artikel luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. (…)
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van (…) de bescherming van de goede naam (…) van anderen (…).
In een strafzaak zou met name van belang zijn, dat vervolging en veroordeling van beklaagde noodzakelijk moeten zijn in een democratische samenleving in het belang van de bescherming van de goede naam van klaagster.
Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een in een democratische samenleving noodzakelijke beperking, is het volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) nodig om te bepalen of de beperking beantwoordt aan een dringende maatschappelijke behoefte. Voor een goed functionerende democratische samenleving is immers van essentieel belang dat burgers hun mening kunnen uiten en aan maatschappelijke discussies kunnen deelnemen. Waar het gaat om uitlatingen die een bijdrage leveren aan de maatschappelijke discussie, is een beperking van het recht op de vrijheid van meningsuiting niet snel gerechtvaardigd, ook niet als het gaat om uitlatingen die kwetsen, choqueren of verontrusten. Overheidsingrijpen in de vorm waarin en de wijze waarop meningen worden geuit is zonder verdragsschending slechts mogelijk indien, bij een weging van belangen, het maatschappelijk belang bij een vrij en open debat niet langer de doorslag kan geven.
Naar het oordeel van het hof zou de strafrechter indien hij over deze zaak zou moeten oordelen, bij de afweging of veroordeling ter zake van smaad c.q. laster noodzakelijk is ter bescherming van de goede naam van klaagster in elk geval acht moeten slaan op de volgende omstandigheden:
– beklaagde is gekozen volksvertegenwoordiger;
– klaagster is een rechtspersoon;
– de uitlatingen van [betrokkene] leidden tot maatschappelijke verontwaardiging;
– diens uitlatingen hingen samen met zijn islamitische geloofsovertuiging;
– als bestuurslid van klaagster spande [betrokkene] zich in voor de oprichting van een islamitische middelbare school;
– rondom het bestaan van islamitische scholen in Nederland is door de jaren heen met regelmaat publiek debat gevoerd, met name ook met betrekking tot de mogelijkheid dat het onderwijs op dergelijke scholen zou worden gekleurd door fundamentalistische groeperingen;
– beklaagde heeft weliswaar klaagster in verband gebracht met de uitlatingen van [betrokkene], maar daarbij – letterlijk – [betrokkene] zelf vooropgesteld: Voorkom dat [betrokkene] een Islamitische School kan beginnen! Stass van onderwijs moet nu ingrijpen en voorkomen dat SIO van [betrokkene] komende schooljaar een Islamitische school mag beginnen.
Naar het oordeel van het hof is het tegen deze achtergrond bezien hoogst onwaarschijnlijk te achten dat een strafrechter aldus tot een veroordeling van beklaagde ter zake van smaad(schrift) c.q. laster zou kunnen geraken. Daarbij kan in het midden blijven in hoeverre de AT5-publicatie aan beklaagde kan worden toegerekend.
< Terug naar Strafrecht