Uitlatingen in column geen smaad
In deze zaak ging het om een klacht ex artikel 12 Sv. van een woordvoerder van een Stichting die de opening van het carnavalsseizoen zou vieren op de dag van nationale rouw voor de slachtoffers van de ramp met vlucht MH17 in Oekraïne. In een column in ‘Nieuwe Revu’ werd er kritiek geleverd over het optreden van de stichting waarvan klager de voorzitter was. Wat er precies is geschreven, wordt uit de uitspraak helaas niet duidelijk, maar de uitspraak van het gerechtshof laat wel zien dat in een column een grote vrijheid bestaat om kritiek te leveren, ook op ongenuanceerde wijze, en zeker ten aanzien van een publiek figuur (Gerechtshof Amsterdam, 4 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:812).
Beoordelingskader smaad en laster
Smaad en laster zijn zogeheten uitingsdelicten: vervolging en veroordeling ter zake van deze delicten vormen aldus inperkingen van de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting wordt onder meer beschermd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden(EVRM). Dit artikel luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en devrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. (…)
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van (…) de bescherming van de goede naam (…) van anderen (…).
Tegen de achtergrond van het eerste lid van dit artikel moet beoordeeld worden of de in het tweede lid geformuleerde beperking tot vervolging van beklaagde noopt.
Uitgangspunt: vrije discussie
Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een in een democratische samenleving noodzakelijke beperking, is het volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) nodig om te bepalen of de beperking beantwoordt aan een dringende maatschappelijke behoefte. Voor een goed functionerende democratische samenleving is immers van essentieel belang dat burgers hun mening kunnen uiten en aan maatschappelijke discussies kunnen deelnemen. Waar het gaat om uitlatingen die een bijdrage leveren aan de maatschappelijke discussie, is een beperking van het recht op de vrijheid van meningsuiting niet snel gerechtvaardigd, ook niet als het gaat om uitlatingen die kwetsen, choqueren of verontrusten. Overheidsingrijpen in de vorm waarin en de wijze waarop meningen worden geuit is zonder verdragsschending slechts mogelijk indien, bij een weging van belangen, het maatschappelijk belang bij een vrij en open debat niet langer de doorslag kan geven.
Column als bijdrage aan maatschappelijk debat
Gelet op dit toetsingskader is een strafrechtelijke vervolging van beklaagde niet kansrijk te achten. Het is immers niet ongebruikelijk dat juist in een column maatschappelijke verschijnselen op uitvergrote – en daardoor ongenuanceerde – wijze aan de kaak worden gesteld om daarmee een bijdrage aan het maatschappelijk debat te leveren. In het algemeen zal de lezer van een column zich bewust zijn van de aan een column eigen stijlkenmerken en de daarin gebezigde termen met de nodige korrels zout tot zich te nemen.
Hof: publiek figuur moet meer kunnen hebben
Klager is in het publieke debat betrokken geraakt als woordvoerder van de stichting die de opening van het carnavalsseizoen wilde organiseren. Zijn commentaar op de vraag of dit op de dag van de nationale rouw wel gepast zou zijn, heeft de weg naar verscheidene media gevonden. Het is daarom begrijpelijk dat hij in de column bij naam is genoemd; dat vloeit immers voort uit de omstandigheid dat hij in zekere zin een publieke figuur is geworden.
Strafrechtelijke vervolging ligt in dergelijke gevallen niet snel in de rede, ook niet als – zoals in dit geval – de door beklaagde aan klager toegeschreven eigenschappen en gedragingen op niets gebaseerd zijn of, minst genomen, sterk overdreven zijn.
Ook geen belediging
Het hof is van oordeel dat passages uit de tekst van beklaagde als beledigend kunnen worden aangemerkt. Nu het echter om een column gaat (waarover hiervoor reeds het nodige is vermeld) over een onderwerp dat op dat moment onderdeel uitmaakte van het maatschappelijk debat (zoals hiervoor is overwogen), wordt het strafbare karakter aan de beledigingen, in elk geval in vergaande mate, ontnomen.
< Terug naar Debat
< Terug naar Publiek figuur