Beoordelingskader smaad strafrecht
Bij de vraag waar de grens van de in artikel 10 van het EVRM gegarandeerde vrijheid van meningsuiting ligt, dient het toetsingskader gevonden te worden in het Nederlandse recht (waaronder de door de gemachtigde in raadkamer aangehaalde rechterlijke uitspraken), waarbij de uitleg van de relevante bepalingen mede gezien moet worden in het licht van de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM). Blijkens vaste rechtspraak van het EHRM moet er in een democratie in beginsel ook ruimte zijn voor uitlatingen die kwetsen, choqueren of verontrusten; in een democratie mag uit het kwetsende karakter van bepaalde uitlatingen niet te snel een rechtvaardiging voor een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting worden afgeleid. Dit geldt – eveneens naar vaste rechtspraak van het EHRM – te meer indien de uitingen politici of bestuurders betreffen. Bezien in het licht van deze rechtspraak, en uitsluitend oordelend over de door het openbaar ministerie in diens schriftelijke beslissing tot voorwaardelijk sepot geselecteerde uitingen en de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan – zoals door de raadsman ter zitting uiteengezet – acht het hof het niet uitgesloten dat een strafrechter, oordelend over deze uitingen, tot vrijspraak dan wel ontslag van rechtsvervolging zou komen (Gerechtshof Amsterdam, 3 april 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:6153,