In de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, 29 juni 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:5816 gaat het om een moeder die door haar ex ervan beschuldigd wordt verantwoordelijk te zijn voor de dood van hun jongste kind. De uitingen worden door de ex geplaatst op social media (o.a. Facebook). Moeder vordert verwijdering en een verbod op het plaatsen van dat soort beschuldigingen. De rechtbank stelt de moeder in het gelijk.
Feitencomplex
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
– [kind1] , geboren op [geboortedatum, -plaats] ;
– [kind2] , geboren op [geboortedatum, -plaats] ;
– [kind3] , geboren op [geboortedatum, -plaats] .
Op [datum] heeft [gedaagde] onder de naam [Naam] op een openbaar Facebook-profiel de volgende berichten geplaatst:
“Het kind werd gedood en de moordenaar is nog steeds vrij om de geneugten van het leven te genieten”
en:
“toen heb ik gezien dat de vrouw wil dat het kind dood gaat. En ik heb het tegen de huisarts verteld. De huisarts heeft de vrouw toen opgeroepen. Ik was daar ook bij. En hij heeft het ook tegen de vrouw verteld dat het kind dood kan gaan door dat ze hem op de buik laat slapen. En toch deed ze het tot dat het kind dood is gegaan. Ik weet ook wel waarom wilde zij dat het kind dood moet gaan en ik heb aangifte van gemaakt. Duurt te lang met onderzoek bij de politie. Genoeg bewijs dat ze het kind dood gemaakt”.
Op [datum] heeft [gedaagde] onder de naam [Naam] op een openbaar Facebook-profiel de volgende berichten geplaatst:
“daarbij ze is in behandeling bij een psychiater en zij neemt van him medicijnen, dus…”.
en:
“daarbij Klager heeft op [datum] bij het Politiebureau aangifte gedaan tegen zijn ex-vrouw verder te noemen “de vrouw”, terzake van doodslag/moord op zoontje geboren [datum] en overleden [datum] ”
en:
“Daarbij is de vrouw vorig jaar in [plaats] aangehouden met drugs en wordt zij in [plaats] vervolgd voor drugssmokkel”
en:
“In begin van vorige jaar heb ik verteld dat ik wil scheiden omdat mij vrouw heeft druk in huis met mannen voor seks tegen geld terwijl dat wij twee kinderen hebben en ik heb iedereen laten weten dat mij kinderen doen raar ik bedoel daar mee dat mij kinderen zien en ook doen mee met mij ex vrouw met wat zij doet gewoon seks met mannen zij gebruikt gewoon de kinderen om geld te verdienen van de mannen die zij in huis haalt. Toen heeft … (onleesbaar) gezegd dat het niet kan zo en werk in huis waar rond om bewoners en kinderen wonen
Vorige week toen de rechtzetting voorbij was hoorden ik iets anders dat het wel kan een bedrijf in huis”.
Bij brief van [datum] heeft de Districtsrecherche van de politie [Politie] – voor zover van belang – het volgende aan [gedaagde] geschreven:
(…)
Op [datum] heeft u bij de politie aangifte gedaan van doodslag, dan wel moord, gericht op uw zoon [kind3] in [jaar]
(…)
Wegens het ontbreken van aanwijzingen met betrekking tot een misdrijf is de beslissing genomen deze aangifte niet verder in behandeling te nemen. (…)
“Begrijp dit – hoe lang het ook duurt, de belofte van God moet uitgevoerd worden.
Integendeel. Wij treffen de onzin met de waarheid waarmee hij dan verbrijzeld wordt”.
Vordering
[eiseres] vordert samengevat – [gedaagde] te gebieden de onrechtmatige gedragingen te staken en gestaakt te houden in die zin dat [gedaagde] noch mondeling, noch schriftelijk, noch via mail en/of social media beschuldigingen uit jegens [eiseres] en/of haar kinderen dan wel anderszins kwetsende en grievende teksten uit en/of plaatst op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,- voor elke keer dat gedaagde zich niet aan het in deze te wijzen vonnis houdt, kosten rechtens.
Rechtbank: uitlatingen zijn zeer grievend
[eiseres] vordert staking van de onder de feiten (nr 2) opgesomde uitingen omdat zij onwaar, zeer kwetsend, grievend en daarmee onrechtmatig zijn. [eiseres] verwijst daarbij naar de delictsomschrijving van artikel 261 Sr – opzettelijke aanranding van iemands eer of goede naam, te kwalificeren als ‘smaad’ – waar de gebezigde uitingen in passen en waarmee de onrechtmatigheid is gegeven. Zo beschuldigt [gedaagde] [eiseres] niet alleen van drugssmokkel, maar stelt hij ook dat zij verantwoordelijk zou zijn voor het overlijden van [kind3] . De voorzieningenrechter acht de wijze waarop genoemde uitlatingen zijn gedaan zeer grievend voor [eiseres] . [gedaagde] heeft daarover zware beschuldigingen geuit aam het adres van [eiseres] ten aanzien van het overlijden van hun zoon [kind3] , waar [gedaagde] overigens ter zitting het vaderschap van heeft ontkend zonder dat eerder met [eiseres] te hebben besproken. [gedaagde] heeft voorts geen enkel bewijs aangedragen voor zijn beschuldigingen. Vaststaat dat op [datum] de districtsrecherche van de politie [Politie] de beslissing heeft genomen om de aangifte van [gedaagde] niet verder in behandeling te nemen wegens het ontbreken van aanwijzingen met betrekking tot een misdrijf.
Ook het van de zijde van [gedaagde] overgelegde “proces-verbaal delict” van de [plaats] Douanedienst ter zake van de vermeende door [eiseres] begane drugssmokkel kan niet tot een ander oordeel leiden. Gelet op het ter zitting verhandelde kan niet worden uitgesloten dat het [gedaagde] zelf is geweest die de drugs in de koffer van [eiseres] heeft gestopt en de douane van de luchthaven [plaats] hiervan op de hoogte heeft gesteld, zoals [eiseres] ter zitting heeft betoogd. Ook het gegeven dat [eiseres] niet in hechtenis is genomen op de [plaats] luchthaven hoewel er verdovende middelen in haar koffer zijn gevonden, geeft aan dat de luchthavenautoriteiten daar niet de noodzaak van inzagen.