Publicist uitgemaakt voor ‘kierewiet’ niet onrechtmatig
Peter R. de Vries noemde de publicist Dankbaar ‘kierewiet’ naar aanleiding van wat hij schrijft over de moord op Vaatstra. Die is daar een kort geding voor begonnen en eiste rectificatie en schadevergoeding. De vorderingen werden echter afgewezen.
De rechter oordeelde dat de publicist zichzelf, door zijn publicaties, tot publiek persoon heeft gemaakt en moet daarmee krachtiger tegengeluiden dulden dan andere personen. De ongezouten mening van De Vries vormt een waardeoordeel, met voldoende feitelijke basis om niet excessief te zijn. De publicist heeft (zo blijkt onder meer uit een eerder vonnis van de voorzieningenrechter in Haarlem) de nabestaanden van Vaatstra zodanig lastiggevallen dat hem een contactverbod is opgelegd. Ook moest hij een aantal publicaties rectificeren. De vrijheid van meningsuiting laat ruimte voor provocatie en overdrijving. Van dat laatste is volgens de rechter onmiskenbaar sprake als De Vries het heeft over afvoeren in een dwangbuis. Duidelijk is immers dat hij daar niet over gaat en dat degenen die daar wel over beslissen aan zijn mening geen boodschap zullen hebben. Het bieden van de mogelijkheid tot weerwoord aan de publicist was ook niet nodig, oordeelt de rechter: dat zou immers gaan over de alternatieve lezing die de publicist er op na houdt – en daar ging het vraaggesprek niet over. Een weerwoord tegen een waardeoordeel is bovendien niet zinvol (rb Amsterdam, 26 september 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:6955).
Het gaat in deze zaak om een vordering tot rectificatie van uitspraken die [gedaagde 2] in het televisieprogramma RTL Boulevard heeft gedaan over [eiser] . Toewijzing van de vorderingen van [eiser] houdt een beperking in van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van [gedaagde 2] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving (artikel 10 lid 2 EVRM), bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [gedaagde 2] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van eer of goede naam – in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen.
4.2.Het belang van [gedaagde 2] is dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over kwesties van algemeen belang. Het belang van [eiser] is dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem schadelijke publiciteit. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.3.[eiser] heeft een alternatieve lezing over de moord op [naam 1] in 1999. Die lezing is hoogst onwaarschijnlijk, omdat voor die moord inmiddels iemand is veroordeeld op grond van DNA bewijs en een bekentenis, terwijl tegen dat vonnis geen hoger beroep is ingesteld. Onder het motto dat in de rechtsstaat geen doofpotcultuur mag bestaan, heeft [eiser] zich met zijn alternatieve lezing in tal van publicaties op zijn website, facebook en youtube gemengd in het publieke debat over de (oplossing van de) moord op [naam 1] , een misdrijf dat het publiek ernstig heeft geschokt. Dat is zijn goed recht, maar daarmee maakt hij zich tot publiek persoon en roept hij krachtige tegengeluiden over zich af. Als publiek persoon zal hij die eerder moeten dulden dan andere personen. [eiser] heeft het daarbij niet gelaten. Ut het kort geding vonnis van de voorzieningenrechter in Haarlem blijkt immers dat hij de nabestaanden van [naam 1] , die niets (meer) wilden weten van zijn lezing, zodanig heeft lastiggevallen dat hem een contactverbod is opgelegd en hij heeft moeten rectificeren.
4.4.Tegen die achtergrond handelde [gedaagde 2] niet onrechtmatig door in een vraaggesprek over dat kort geding ongezouten zijn mening te geven en [eiser] voor gek te verklaren (kierewiet). Dat is een waardeoordeel, dat in de gegeven omstandigheden voldoende feitelijke basis heeft om niet excessief te zijn, mede omdat de uitingsvrijheid ruimte laat voor provocatie en overdrijving. Van dat laatste is onmiskenbaar sprake als [gedaagde 2] het heeft over afvoeren in een dwangbuis. Duidelijk is immers dat hij daar niet over gaat en dat degenen die daar wel over beslissen aan zijn mening geen boodschap zullen hebben.
4.5.Een weerwoord van [eiser] zou hooguit over zijn lezing over de moord hebben kunnen gaan, maar daar ging het vraaggesprek niet over. Dat had betrekking op het tegen hem aangespannen kort geding. Weerwoord tegen een dergelijk waardeoordeel is niet zinvol. [gedaagde 2] en Fremantlemedia waren daar dan ook niet toe gehouden, nog daargelaten of zij dat als gastspreker en producent in hun macht hadden.
4.6.Dat [gedaagde 2] sinds het akkefietje met zijn e-mails een persoonlijke vijandschap jegens [eiser] koestert spreekt niet in zijn voordeel. Dat zou immers geen rol moeten spelen als hem als gastspreker in een televisieprogramma wordt gevraagd iets over [eiser] te zeggen. Het leidt echter niet tot een andere afweging.
4.7.De slotsom is dat de uitlatingen van [gedaagde 2] in de twee uitzendingen van RTL Boulevard niet onrechtmatig zijn. De gevraagde voorzieningen worden dan ook geweigerd.
< Terug naar Media-berichten
< Terug naar Publiek figuur