Gegevens facebook vorderen

Om er achter te komen welke personen smadelijke of lasterlijke teksten of Facebook hebben geplaatst, bestaat de mogelijkheid om deze gegevens bij Facebook te vorderen. In de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 mei 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:5505 is een dergelijke vordering tegen Facebook toegewezen.

Vordering gegevens facebook

De vordering tegen facebook zag er als volgt uit.
Eiser vordert om, bij vonnis,

I. Facebook te gebieden binnen twee weken aan [eiser] te verstrekken:
– naam en adres die zijn verstrekt bij registratie;
– IP-adres dat is gebruikt bij registratie, voor zover beschikbaar;
– datum en tijdstip van registratie;
– datum, tijdstip en IP-adressen van logins van de afgelopen twee maanden;
van alle (voormalige) gebruikers die tussen 10 oktober 2015 en heden beheerder zijn geweest van (een van) de Facebookgroep(en) “ [Facebookgroep 1] ”, welke groep op 13 januari 2015 vindbaar was via URLhttps://www.facebook.com/ [Facebookgroep 1] / [… 2] en/of “ [Facebookgroep 3] ”, welke groep op 20 april 2016 vindbaar was via URL https://www.facebook.com/ [… 1] [nummer 2] / [… 2], op straffe van verbeurte van een dwangsom;

II. Facebook te gebieden binnen twee weken alle persoonsgegevens van [eiser] , waaronder mede begrepen zijn (voor-)naam en de URL naar het krantenartikel van [datum ] te verwijderen van de Facebookgroep “ [Facebookgroep 3] ”, welke groep op 20 april 2016 vindbaar was via URL https://www.facebook.com/ [… 1] [nummer 2] / [… 2], op straffe van verbeurte van een dwangsom.

Beoordeling door rechter

De eerste vordering ziet op het verstrekken van (onder meer) naam- en adresgegevens. Onder omstandigheden kan op een sociaal netwerk als Facebook de rechtsplicht rusten om die gegevens te verstrekken aan een derde ( [eiser] ). Dit kan met name het geval zijn als (i) voldoende aannemelijk is dat de op het sociaal netwerk gepubliceerde informatie, op zichzelf beschouwd, jegens de derde onrechtmatig en schadelijk is, (ii) de derde een reëel belang heeft bij de verkrijging van de gegevens, (iii) aannemelijk is dat er in het concrete geval geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om de gegevens te achterhalen en (iv) afweging van de betrokken belangen van de derde, (in deze zaak:) Facebook en de beheerders van de Facebookpagina’s meebrengt dat het belang van de derde behoort te prevaleren (HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4019, (Lycos/Pessers)).

4.2.Vaststaat dat op Facebookgroep 1 staat vermeld dat [website1] een malafide site is en dat [eiser] de eigenaar van deze site is. Daarbij staan de adresgegevens en het mobiele telefoonnummer van [eiser] vermeld en gegevens over de auto waarin hij rijdt met de oproep aan personen die nog iets te vorderen hebben van [eiser] om bij hem langs te gaan. Tenslotte wordt in deze Facebookgroep vermeld dat [eiser] op naam van zijn vriendin een cadeauwinkel in het centrum van [plaats] is gestart. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat het plaatsen van deze specifieke informatie (zeker in combinatie met de oproep om bij hem langs te gaan) jegens [eiser] als onrechtmatig en schadelijk moet worden beschouwd. Weliswaar is de voornoemde Facebookgroep inmiddels verwijderd, maar de beheerders daarvan hebben aangekondigd de acties tegen [eiser] voort te zetten, zodat [eiser] een reëel belang heeft bij het verkrijgen van de door hem genoemde gegevens. [eiser] heeft op diverse andere wijzen gepoogd deze gegevens te verkrijgen. Die pogingen zijn vruchteloos geweest. Het is dan ook aannemelijk dat er geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om deze gegevens te achterhalen. [eiser] heeft zonder over deze gegevens te beschikken geen mogelijkheid om de verantwoordelijke personen te dwingen te stoppen met hun acties jegens hem en hen aan te spreken tot vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden. Daartegenover staan het beperkte belang van Facebook om, als neutrale tussenpersoon, haar platform te kunnen aanbieden waarop in vrijheid de informatie van derden verspreid kan worden en het belang van de beheerders om anoniem hun mening te uiten. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het belang van [eiser] bij het verstrekken van de gegevens zwaarder weegt dan het belang van Facebook en de beheerders bij het niet-verstrekken daarvan. Een en ander leidt tot de conclusie dat aan de voorwaarden als genoemd onder 4.1. is voldaan.

4.3.Facebook heeft niet betwist dat aan voornoemde voorwaarden is voldaan. Zij stelt zich enkel – terecht – op het standpunt dat zij slechts in staat is informatie te overhandigen waarover zij beschikt. De vordering als genoemd onder I zal dan ook worden toegewezen met inachtneming van die beperking.

4.4.Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.

4.5.[eiser] vordert voorts Facebook te gebieden al zijn persoonsgegevens, waaronder zijn (voor-)naam en de URL naar het krantenartikel van [datum ] , te verwijderen van Facebookgroep 3. Vaststaat dat op Facebookgroep 3 een link wordt gelegd tussen “ [eiser] ” ( [eiser] ) en oplichtingspraktijken. Of dat onrechtmatig is, kan niet in deze procedure worden vastgesteld. [eiser] heeft op zichzelf niet betwist dat zich (leverings)problemen bij [website1] hebben voorgedaan. Hij stelt zich slechts op het standpunt dat hij daar niet verantwoordelijk voor is omdat hij [website1] in 2008 heeft verkocht aan zijn vader. Dat kan evenwel niet zonder meer worden aangenomen, nu aanwijzingen bestaan dat [eiser] na 2008 nog betrokken is geweest bij de bedrijfsvoering van [website1] . Facebook heeft producties overgelegd waaruit volgt dat [eiser] zich na 2008 nog heeft gepresenteerd als eigenaar van [website1] , onder meer op zijn eigen LinkedIn-profiel. In deze procedure kan dan ook niet worden vastgesteld dat de beschuldigingen in het geheel geen basis hebben. Of de uitingen op Facebookgroep 3 niettemin onrechtmatig zijn jegens [eiser] , kan slechts in een procedure tussen [eiser] en de beheerders van Facebookgroep 3 worden vastgesteld. Daarbij wordt nog opgemerkt dat niet valt in te zien dat publicatie van een link naar een krantenartikel met een interview waaraan [eiser] zelf heeft meegewerkt, onrechtmatig is. De vordering als genoemd onder II zal dan ook worden afgewezen.

< Terug naar Gegevens bemachtigen
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden